Vorige week had hij nog met haar gebeld. Ze had opgewekt geklonken.
‘Nee, nee, nee, niet doen!’ had ze lachend geroepen.
‘Wat zegt u, tante?’
‘Ik had het tegen Kitty van Hamburg.’
‘Tegen wie?’
‘Mijn póés!,’ schaterde ze, ‘ik had het tegen mijn poes!’
‘Ah oké.’ Die verwende rotkat van haar…
‘Ze is er weer met mijn kraal vandoor, hahaa!’
Een beetje vreemd was ze altijd al geweest, zijn oudtante.
En nu was ze dus kwijt.
Vanmorgen was ze niet op haar gebruikelijke tijd een kopje koffie bij haar buren, het echtpaar Neus, komen drinken. Ze nam de telefoon niet op, de krant zat nog in de brievenbus, de achterdeur nog op slot en ze reageerde ook al niet op de deurbel.
Ach gutteguttegut.
Of hij niet even langs kon komen met de reservesleutel?
Ja, ze wisten dat hij het druk had, maar ja, hij was de enige familie die tante nog had.
Zelf wilden ze zich niet opdringen. Hij kon met moeite een schaterlach onderdrukken. Hij wist zeker dat tante’s buren haar doen en laten grondig in de gaten hielden.
Het was tekenend dat tante hén nooit een reservesleutel had toevertrouwd.
Vooruit dan maar. Hij kon wel even een uurtje vrijmaken om bij haar langs te gaan.
Die nacht had het gevroren. Hij hoopte maar dat tante Martha het warm genoeg had in haar huisje op het platteland. Behalve het echtpaar Neus, dat zich over haar ontfermde tijdens de zeldzame keren dat ze hulp nodig had, woonde er niemand in de directe omtrek. Achter tante’s huis strekte zich een populair natuurgebied uit, waar veel mensen kwamen wandelen. Tante was niet te overreden om in de stad te komen wonen. Dit is waar ze al heel lang woonde en waar ze zou blijven wonen tot haar laatste ademteug! Dat het voor hem ongemakkelijk was en dat hij haar niet zo vaak kon bezoeken als ze graag wou, nam ze dan maar op de koop toe.
Een half uur later was hij onderweg. Bij tante’s huisje aangekomen vond hij inderdaad alle ramen en deuren gesloten. Er kwam rook uit de schoorsteen, wat hem geruststelde. Toen hij de reservesleutel in het slot van de achterdeur stak stonden de Neuzen al over zijn schouder mee te kijken. Binnengekomen verspreidden ze zich door het huisje en riepen ze tante. De enige reactie die ze kregen was een luide ‘miauw!’ en een tevreden gespin van de dikke zwartwitte poes die in een mandje met breiwerk op de grond naast de bank lag. Het arme beest! De bakjes voor haar brokjes en water in de keuken waren leeg. Buurvrouw Neus vulde ze tot de rand, maar Kitty van Hamburg bleef in de mand liggen spinnen. Op de salontafel lagen tante’s mobiele telefoon en haar pillendoosje. De batterij van de telefoon was leeg. Geen wonder dat ze hun telefoontjes niet beantwoord had.
Ze breidden hun zoektocht uit naar buiten. Ze riepen ‘tantetje!’ en ‘Martha!’ terwijl ze om het huis heen liepen en zelfs een stukje het natuurgebied in, maar ze kregen geen reactie. De buurman merkte verontrust op dat tante’s blauwe jas nog aan haar kapstok hing en ook de opvallende roze sportschoenen die ze buiten altijd droeg stonden er nog netjes onder. Opnieuw doorzochten ze het huis en zijn directe omgeving. Maar tantetje was nog altijd nergens te bekennen. Een uur na zijn aankomst zaten ze met z’n drieën ongerust in de woonkamer met een door buurvrouw Neus van huis gehaalde kan koffie en schaal koekjes. Waar kon tante Martha toch zijn? Tijdens hun afwezigheid had Kitty van Hamburg al haar brokjes opgegeten en al haar water opgedronken en nu lag ze weer genoegzaam op het breiwerk te spinnen.
Hij besprak tantetje’s doen en laten van de laatste tijd met haar buren. De buurman herinnerde zich dat ze zichzelf een paar weken geleden buiten had gesloten toen ze wat broodkruimels voor de vogeltjes in de voortuin gestrooid had. De voordeur was achter haar in het slot gevallen en haar huissleutel had niet zoals gewoonlijk in haar zak gezeten. Gelukkig was het toen mooi weer geweest en had de buurman, die klein van postuur was, door een open keukenraam naar binnen kunnen klimmen en de voordeur voor haar kunnen openen. Wat als ze zich weer per ongeluk had buitengesloten? Maar waarom was ze dan niet naar haar buren gekomen? Of… wacht. Wat als het gisteravond al was gebeurd? Toen waren ze bij hun dochter op bezoek geweest. Misschien had ze wel tevergeefs bij hen aangebeld.
Steeds ongeruster besloten ze nog een keer samen de omgeving te doorzoeken voordat ze de politie zouden bellen. Ditmaal kwam hij op het idee om ook in het tuinschuurtje te zoeken.
En daar vond hij haar…
De nachtelijke vrieskou was haar fataal geworden. Tante Martha was gestorven, opgekruld op een tuinstoel, met een oud zeil over zich heengetrokken dat niet voldoende warmte had geboden.
Ze waren aangedaan.
Terug in de warmte belden ze de autoriteiten. Buurvrouw Neus zat stilletjes in haar zakdoek te snikken.
Kitty van Hamburg lag nog altijd tevreden te spinnen op tante’s laatste breiwerk. In een zeldzame opwelling van sentimentaliteit nam hij haar op schoot. Verdorie, wat was dat beest zwaar! Terwijl hij haar optilde, verschoof het breiwerk en daar lag het: het kleurrijke gevlochten koord met aan de ene kant een glimmende kraal en aan de andere kant tante’s huissleutel.