BG 12 – Balpen

We schrijven zwart. We schrijven ook allerlei andere kleuren, maar die zien er evenzogoed zwart uit.

’s Nachts lig ik in het donker te wachten op haar bureau. Dan is het stil en koud. Achter me staan de computer en printer ongebruikt te zwijgen. Ik herinner me het laatste woord dat we gisteravond schreven: bellen. De keuken is naast haar werkkamer en de tussendeur staat altijd open, omdat het hier anders overdag benauwd wordt. Daardoor kan ik de holle kunststof keukenklok de seconden horen aftikken, luider dan overdag. Een eenzame auto rubbert door de plassen over de kinderkopjes voor het huis. En zoals elke nacht lig ik geduldig te wachten.

Als de nieuwe dag begonnen is, de zon de wereld haar kleuren teruggeeft en de verwarming weer is aangeslagen, ademt het huis weer leven. Ik ben nu duidelijk zichtbaar, ik glim in het daglicht. Tweederde van mij is statig zwart, maar het onderste gedeelte doorzichtig, zodat ze kan zien hoeveel inkt we nog hebben. Ik heb een clip, die ze nooit gebruikt. Ze legt me immers altijd neer, omdat dat beter is voor mijn levensduur. Het knopje waarmee ze mijn punt naar buiten zal klikken is ook doorzichtig en godzijdank niet afgekloven. Ik moet nog even wachten, eerst wijdt ze zich aan haar ochtendrituelen.

Dan komt het moment waarnaar ik reikhalzend heb uitgekeken. Teder pakt ze me op met haar warme rechterhand en klemt me stevig tussen wijsvinger, middelvinger en duim. Nu zijn we weer dat ijzersterke team. We schrijven vloeiende letters en woorden, heel veel woorden. Soms snel en ietwat slordig, andere keren bedachtzaam en beter leesbaar. Soms zijn we niet te stoppen, blijven we woorden spuwen, zinnen, blokken tekst, zelfs hele verhalen. Dit glorieuze werk is waar ik voor gemaakt ben, dit sublieme samenwerkingsverband.

Samen maken we aantekeningen, plannen we afspraken, lossen we sudoku’s op. We schrijven en halen door, schrijven meer, schrappen weer, net zolang tot onze gedichten en verhalen klinken zoals we graag wilden dat ze zouden klinken, maar dan toch anders. Soms zijn we minder streng en bewaren we alles. We vullen dummies met haar gedachten, met dat wat ze te vertellen heeft en dat wat ze amper onder woorden kan brengen. We tuttuttutten over onze schrijffouten en die woorden die net niet waren wat ze bedoelde. En aan het einde van de dag legt ze me neer. Ik zucht tevreden, ik weet me onmisbaar.