BG 165 – Naamsverwarring

Ik vermoed dat ik de enige Bea Graansma op de wereld ben.
En ook de enige Bregtje Graansma.

Bregtje is mijn doopnaam. Maar in mijn geboorteland Nederland bestaan er twee soorten officiële voornamen: je doopnaam/doopnamen en je eventuele roepnaam.
Een korte samenvatting van mijn geboorte-aankondiging: ‘Geboren: Bregtje Graansma, we noemen haar Bea’. Zo werd dat opgelost.
In de 43 jaar dat ik in Nederland woonde, heb ik dus altijd de voornaam Bea gebruikt.
Slechts bij hoge uitzondering, alleen in die gevallen waarin ik een uittreksel uit het bevolkingsregister nodig had, moest ik mijn doopnaam gebruiken.

Ik voel me Bea. Maar de naam Bregtje herinnert me wel aan de oma van moederskant waarnaar ik vernoemd ben en aan wie ik geen rechtstreekse herinneringen heb, omdat ze stierf toen ik nog maar een kleuter was.

In België, waar ik tegenwoordig woon, kennen ze het Nederlandse concept doopnaam + roepnaam niet. Hier gebruiken ze dus automatisch de naam die op mijn identiteitskaart staat: Bregtje. Het kost vaak wat tijd en moeite om instanties en medisch personeel ervan te overtuigen me voortaan Bea te noemen.

Wat mijn doopnaam betreft beging ik zelf ooit een kapitale blunder: ik kreeg de echtscheidingspapieren die ik zorgvuldig had ingevuld (en die me zouden verlossen van mijn slechte eerste huwelijk) teruggestuurd omdat ik mijn eigen voornaam fout had gespeld! Normaal wordt ‘Brechtje’ met ‘ch’ en niet met een ‘g’ gespeld en dat had ik dus ook gedaan. Zó weinig had ik mijn doopnaam gebruikt, dat ik even de juiste, maar ongewone spelling ervan vergeten was.

Bea Graansma lijkt mij een duidelijke naam, maar dat komt omdat ik hem al heel mijn leven gebruik. Andere mensen hebben er vaak moeite mee.
Mijn achternaam hoor je niet vaak, en mijn doopnaam en roepnaam staan ook niet in lijsten met veelgebruikte voornamen.

Bovendien zijn er in Nederland veel voornamen in gebruik die vrijwel hetzelfde klinken als Bea, zoals Mea, Lea, Thea, Trea, Dea en Gea.
Ik werd er vooral vaak Gea genoemd.
Zelfs wanneer ik e-mails of brieven naar officiële instanties stuurde en die ondertekende met mijn naam, gebeurde het meerdere malen dat het antwoord begon met ‘Beste Gea’.

En van mijn achternaam wordt ook vaak een potje gemaakt.
In Nederland werd die vaak verbasterd tot ‘Graafsma’, ‘Graanstra’ of ‘Granema’.
Mijn man spreekt me sindsdien liefdevol als ‘Granemaatje’ aan.
Hier in België maken ze het nog bonter. Vooral als ik in het ziekenhuis wordt opgeroepen door een dokter of verpleegkundige.
Tot voor kort was de meest bijzondere variant – ongetwijfeld het gevolg van zo’n typisch onleesbaar doktershandschrift – ‘mevrouw Graansimani’.

Maar recent hoorde ik weer een mooi nieuw voorbeeld. In de volle wachtkamer van mijn oogarts (en haar vijf collega’s) hoorde ik haar ‘mevrouw Bregsma?’ oproepen.
Ik keek geïnteresseerd om me heen, want de naam klonk Nederlands en ik was benieuwd wie er zou opstaan. Niemand dus. De oogarts riep nogmaals ‘mevrouw Bregsma?’ en keek nu mij vriendelijk aan. Weer stond er niemand op. Toen ze voor de derde keer ‘mevrouw Bregsma?!’ riep, deze keer luider, en mij indringend aankeek, schoot ik in de lach en zei ‘als u mij bedoelt, ik ben mevrouw Graansma!’. Ze schoot ook in de lach en zei ‘ach ja natuurlijk, mevrouw Bregtje Graansma, Bea, hahaa! Kom maar binnen!’

Dus ja, Bea Graanstra, Gea Graafsma, Bregtje Graansimani, mevrouw Bregsma…, mijn naam – Bea (Bregtje) Graansma – blijft voor verwarring zorgen.