Een ijzingwekkende gil sneed door de koude mistige nacht.
Ze schrok. Wat was dat? Een vrouw? Ze zette het geluid van de tv uit, hield haar adem in en luisterde.
Aanvankelijk hoorde ze niets, maar net toen ze weer moest ademen, klonk het gedempte geluid van wegrennende schoenen door de uitgestorven straat, gevolgd door een geladen stilte.
Wat moest ze doen? Naar buiten gaan om te helpen?
Had er echt iemand hulp nodig, of had ze zich die angstkreet maar verbeeld?
Ze deed de lichten uit in haar woonkamer en atelier. Nu scheen er enkel nog een zwakke strook licht van een straatlantaarn naar binnen, daar waar een van de rolluiken niet meer goed sloot. Ze liep erheen, bukte zich en tuurde door de opening naar buiten.
Op het eerste gezicht was er niets te zien.
Weer hield ze haar adem in om goed te kunnen luisteren.
Even dacht ze een nieuwe gil te horen, maar dat bleek het geluid te zijn van een uil in de populier achter het huis.
Aandachtig scande ze de voortuintjes aan de overkant, de lege straat, de strook gras met jonge eiken en opritten aan deze kant, de stoep.
Wacht, ze zag iets! Er lag iets op de stoep voor haar huis. Het had er nog niet gelegen toen ze eerder op de avond de rolluiken had gesloten.
Was het…, was het een mens?
Ze besloot om te gaan kijken.
Snel trok ze haar schoenen en jas aan, ze verliet het huis door de achterdeur en liep voorzichtig in het zwakke licht door de koude mist.
Wow! Uit! Het licht ging uit, net toen ze de voorkant van haar huis had bereikt!
Ach ja natuurlijk, de straatverlichting ging om deze tijd altijd uit. Meestal merkte ze dat niet omdat ze dan al naar bed was, in haar slaapkamer aan de achterkant van het huis.
Gespannen stond ze te luisteren, terwijl haar ogen zich langzaam aanpasten aan het weinige licht van de sterren.
Gekreun! Menselijk gekreun!
Er was geen twijfel meer mogelijk, daar lag iemand in nood.
Ze wilde snel de laatste paar stappen zetten die haar van de gedaante scheidden, maar haar benen kwamen niet in beweging. Iets, een signaal vanuit het primitieve gedeelte van haar brein, hield haar tegen.
Ze moest duidelijk maken dat ze hier stond, dat er hulp op komst was.
Ze schraapte haar keel. Toen daar geen reactie op kwam hoestte ze.
De figuur bewoog een beetje en kreunde weer.
Wat stond ze hier nu onnozel te aarzelen? Die mens had hulp nodig!
Ze zette de laatste stappen en bukte zich over de persoon in de dikke zwarte winterjas. ‘Gaat het?’ vroeg ze ongerust.
Nee, natuurlijk ging het niet. Niemand ging voor de lol ‘s nachts in de vochtige kou op de stoep liggen, duh.
De vrouw, ze zag nu dat het een oudere vrouw was, hief haar hoofd moeizaam naar haar op en kreunde onverstaanbaar.
‘Wat zegt u? Wees maar gerust, ik ben hier, ik zal u helpen.’
Terwijl ze zich op haar knieën liet vallen en zich nog dichter naar het slachtoffer toe bewoog, klemde die ineens met verbazend veel kracht twee handen om haar rechterpols. ‘Nu!’ riep de vrouw met luide stem.
De voetstappen die ze eerder gehoord had kwamen nu weer hun kant op rennen. En voor ze kon reageren sloten twee sterke handen zich om haar keel.
Na een korte worsteling verloor ze haar bewustzijn.
Sindsdien wonen er een oudere vrouw en een jongere man in haar huis. Ze gebruiken haar auto, haar bed, haar computer en haar bankrekening. En niemand lijkt er zich druk om te maken.