BG 180 – Een fijne dag!

Terwijl zij de laatste berichtjes op zijn telefoon bekeken, alvorens die te wissen en het apparaat opzij te leggen om het later aan een nichtje of neefje te geven dat er nog geen had – grootvader was immers begraven en had hem zelf niet meer nodig, en ze waren bezig aan de emotioneel zware taak om zo’n zestig jaar aan verzamelde spullen in zijn rommelige bejaardenwoninkje door te nemen en te beslissen wat ze onder elkaar zouden verdelen, wat er naar de kringwinkel zou gaan en wat ze naar het containerpark zouden brengen – zagen ze dat het laatste berichtje dat hij bij leven ontvangen had van zijn kleindochter Maddie was. Het luidde ‘Een fijne dag, opa!’ Ze waren ontroerd. Maddie was pas zes jaar oud, had nog maar net leren lezen en schrijven en was nog maar een maand in het bezit van haar eerste telefoon.

Drie weken later nam Maddie aan het einde van een leuke schooldag afscheid van haar klasgenootjes alvorens naar huis te gaan. Haar vriendje Joris had ze eerst even apart genomen en plechtig ‘Een fijne dag, Joris!’ toegewenst, waarop Joris lachend ‘Bedankt!’ had gezegd; de dag was immers al grotendeels voorbij en ze had er zo ongewoon serieus bij gekeken. Hij keek haar na terwijl ze weghuppelde.
De volgende dag kwam Joris niet op school. En de dag daarna werden alle leerlingen, na de dagopening in hun eigen klas, naar de grote zaal geleid, waar het hoofd van de school hen droevig meedeelde dat Joris gisterochtend op weg van huis naar school was aangereden door een vrachtwagen – de chauffeur had moeten uitwijken voor een obstakel op de weg en had niet op tijd kunnen remmen – en dat hij in de ambulance op weg naar het ziekenhuis was gestorven. Maddie’s ouders reageerden geschokt toen zij aan het einde van de dag de brief van school lazen waarin het werd uitgelegd. Alle kinderen van de school, ouders en leraren woonden de begrafenis bij. Maddie onderging het allemaal onbewogen en zonder tranen. Wel zei ze het jammer te vinden dat ze haar vriendje Joris nu nooit meer zou zien. Voor haar leeftijd toonde ze een opmerkelijk begrip voor hoe definitief dit afscheid was.

Twee weken daarna moest Maddie’s moeder een nachtje van huis wegblijven voor haar werk. Samen met haar vader bracht Maddie haar moeder naar het station om haar uit te zwaaien. Toen haar vader haar voorstelde om mama een fijne dag toe te wensen, keek ze hem geschrokken aan. ‘Toe liefje, straks kan mama je niet meer horen!’. Haar gezicht klaarde op en zwaaiend riep ze haar mama na: ‘Veel plezier, mama!’ ‘Dankjewel, lieverd! Goed naar papa luisteren! Tot morgen!’ riep mama lachend terug, waarop Maddie blij knikte.

Het viel niemand behalve Maddie zelf op dat alle lieve huisdieren in de buurt die ze vriendelijk een fijne dag toewenste altijd de volgende dag voorgoed verdwenen, of dood gevonden werden.

Toen er weer een aantal weken later een oudere buurvrouw, die vaak in haar voortuintje tuinierde, overleed, had niemand anders gehoord dat Maddie haar de ochtend daarvoor, op weg naar school, beleefd een fijne dag had toegewenst.
Maddie wist inmiddels zelf heel goed wat er gebeurde op de dagen nadat ze die specifieke woorden uitsprak. Maar ze had geen keus: als ze gezegd moesten worden, moesten ze gezegd worden. Ze kon dat niet tegenhouden. Met de onbekommerdheid eigen aan haar leeftijd accepteerde ze de consequenties.

Totdat ze op een ochtend met haar rugzakje op haar rug, met daarin haar broodtrommeltje, een pakje fruitsap en een appel, klaarstond om naar school te wandelen, maar zich nog een keer moest omdraaien en terug de keuken in moest lopen, waar haar moeder aan de keukentafel op haar laptop aan het werk was en haar vader de krant las met een kop koffie ernaast. Ze keek ze beiden om de beurt ernstig aan en wenste ze op een droevige toon ‘Een fijne dag, mama…’ en ‘Een fijne dag, papa…’ toe. Daarna sjokte ze onder het slaken van een diepe zucht met afhangende schoudertjes naar school.