BG 22 – De Hondendans

Haar dagelijkse wandeling door Rustig Belgisch Dorp voert De Maakster over de Noensewegel, een smal, geasfalteerd pad voor fietsers en wandelaars. Met aan de linkerkant, bewust aan het oog onttrokken door groen, een stille begraafplaats en een iets minder stille instelling voor geestelijk gehandicapten, en aan de rechterkant, achter een slootje met hier en daar een knotwilg, weilanden die in de zomer om de beurt begraasd worden door een groepje koeien.

Vooruitgegaan door luid gekef, komt deze morgen uit tegenovergestelde richting een knappe jonge vrouw, die wordt voortgetrokken door een luidruchtige chihuahua en een al even enthousiast poedeltje, wiens hondenriemhaspels ze met één hand vasthoudt. De beestjes trekken zich niets aan van haar vermaningen om toch eens rustig te doen. Met haar andere hand houdt ze met moeite een brandende sigaret en een pakje tabak vast. Telkens als ze een trek van de sigaret neemt, buigt ze zich voorover om niets te laten vallen.

Als de hondjes De Maakster bereiken, dartelen ze luidruchtig rond haar benen, waardoor de hondenriemen zich om haar heen wikkelen.
‘Sorry, sorry,’ mompelt De Jonge Vrouw, ‘ze bijten niet hoor!’ en ze bukt zich om weer te inhaleren.
‘Geen probleem.’ lacht De Maakster terwijl ze met de keffertjes mee rond haar as draait. Om haar te bevrijden loopt De Jonge Vrouw, gebukt en rook uitblazend, in tegengestelde richting een paar rondjes om haar heen, alsof ze samen een vreemd oud ritueel uitvoeren.
Wanneer de riemen eindelijk ontward zijn en de lawaaierige hondjes De Jonge Vrouw weer meeslepen over het pad, roept De Maakster hen vrolijk na: ‘Tot ziens!’