Korte Verhalen

Korte en ultra-korte verhalen.

BG 193 – Bru Taal

Bru Taal en haar broers Rekenenen en War zitten op de lagere school.
Ze worden thuis streng opgevoed en hebben geleerd dat ze niet alleen geen grote mond tegen volwassenen mogen opzetten, maar eigenlijk helemaal niet met ze mogen praten. In plaats daarvan moeten ze ergens rustig gaan spelen en de volwassenen niet lastig vallen.
Maar Bru begrijpt niet wat er zo ‘lastig’ is aan een onschuldig gesprekje en waarom ze geen deel mag uitmaken van dezelfde wereld als de volwassenen. Het is toch de bedoeling dat ze er ooit zelf een wordt?

Bru neemt aan dat de leraren op school een uitzondering vormen op de regel. Ze zal toch moeten antwoorden als die haar een vraag stellen. Oh ja, wacht, dat is ook zo, ze mag wel – moet zelfs – antwoorden als een volwassene haar een vraag stelt! Maar ze moet wel goed oppassen wat ze zegt, want niet alles wat er bij haar thuis gebeurt of gezegd wordt is bestemd voor andermans oren.

Voor haar leeftijd voelt ze vrij goed aan wanneer ze een antwoord wel of niet hardop mag uitspreken. Desondanks vindt ze het moeilijk om zoveel van haar gedachten en emoties verborgen te moeten houden.
Het moeilijkst vindt ze dat ze ook moet zwijgen wanneer een volwassene, zoals een leraar op school, iets zegt wat duidelijk niet klopt. Bijvoorbeeld als de leraar een leerling beschuldigt van iets wat ze niet gedaan heeft. Dan wil ze er nog wel eens een onbedoeld maar duidelijk ‘Ja maar…, dat is niet waar!’ uitgooien.

En als de leraar zich dan boos tot haar wendt en, net als haar ouders, zegt dat ze haar mond moet houden, dan loopt haar gezicht soms rood aan en springen er tranen in haar ogen, terwijl ze het niet kan laten om te stellen ‘Ja maar….!’, waarop de leraar haar, net als haar ouders, afkapt en haar een boos ‘Hou je grote mond!’ toewerpt.
‘Ja maar….’ loopt haar verontwaardiging dan toch nog over.
Kijk, ze kunnen haar thuis wel geleerd hebben braaf haar mond te houden, maar soms moet je tóch, of het nu wel of niet mag, moet je tóch iets zeggen, zoals ‘Ja maar dat is niet eerlijk!’

Waarop ook het gezicht van de leraar rood aanloopt, hij naar de deur van het lokaal wijst en, boos speeksel rondspetterend, roept: ‘Bru Taal, ga jij maar op de gang staan!’
‘Eh, ja meester.’
‘Hou je grote bek!’
Zachter: ‘Ja, oké…’
Hij, luider: ‘Hou verdomme je grote bek!’
Ze schaamt zich over het naar de gang gestuurd worden, vooral als ze bedenkt dat het haar ouders ter ore zal komen en ze er thuis nogmaals voor gestraft zal worden. ‘Dat zul je wel dubbel en dwars verdiend hebben!’
Maar dat ‘Hou je grote bek!’ doet haar niets meer. Dat heeft ze al heel haar leven moeten aanhoren. Ze is oud genoeg om te begrijpen dat dat de onmacht van volwassenen is, van haar ouders is.
Haar ouders die geen benul hebben van wat er in haar omgaat en dat ook helemaal niet willen weten. Haar ouders die willen dat ze zwijgt en gehoorzaam is.
Die haar hardhandig willen duwen in een mal waar ze helemaal niet in past.

Bru is eigenlijk helemaal niet brutaal. Ze verdraagt gewoon geen onrechtvaardigheid.

BG 187 – Ajam en haar Oosterse tapijten

De weg door Ajam’s dorpje op de droge hoogvlakte is vrijwel het hele jaar een zacht en kleurrijk tapijt. Letterlijk.
Ajam’s moeder leidt de plaatselijke tapijtwerkplaats, waar tapijten in veel verschillende motieven, kleuren en afmetingen met de hand geweven of geknoopt worden door vrouwen en kinderen.
Haar moeder heeft haar verteld dat sommige van de ingewikkeldste ontwerpen al honderden jaren op dezelfde manier worden gemaakt.
En als ze klaar zijn, dan helpt Ajam mee om de tapijten uit te spreiden op de zanderige weg, zodat hun kleuren kunnen verbleken in de felle zon.
De dorpelingen lopen over de tapijten heen. En ze laten er zelfs hun ezeltjes en geiten overheen lopen. Ajam en haar vriendinnetjes spelen op de tapijten, en de jongens uit het dorp voetballen erop.
En heel af en toe rijdt er een auto of een motor door het dorpje, ook over de kleurrijke tapijten.
Ongeveer eenmaal per week …

Read More »BG 187 – Ajam en haar Oosterse tapijten

BG 180 – Een fijne dag!

Terwijl zij de laatste berichtjes op zijn telefoon bekeken, alvorens die te wissen en het apparaat opzij te leggen om het later aan een nichtje of neefje te geven dat er nog geen had – grootvader was immers begraven en had hem zelf niet meer nodig, en ze waren bezig aan de emotioneel zware taak om zo’n zestig jaar aan verzamelde spullen in zijn rommelige bejaardenwoninkje door te nemen en te beslissen wat ze onder elkaar zouden verdelen, wat er naar de kringwinkel zou gaan en wat ze naar het containerpark zouden brengen – zagen ze dat het laatste berichtje dat hij bij leven ontvangen had van zijn kleindochter Maddie was. Het luidde ‘Een fijne dag, opa!’ Ze waren ontroerd. Maddie was pas zes jaar oud, had nog maar net leren lezen en schrijven en was nog maar een maand in het bezit van haar eerste telefoon.

Drie weken later nam Maddie aan het einde van een leuke schooldag afscheid van haar klasgenootjes alvorens naar huis te gaan. Haar vriendje Joris had ze eerst even apart genomen en plechtig ‘Een fijne dag, Joris!’ toegewenst, waarop Joris lachend ‘Bedankt!’ had gezegd; de dag was immers al grotendeels voorbij en ze had er zo ongewoon serieus bij gekeken. Hij keek haar na terwijl ze weghuppelde.
De volgende dag kwam Joris niet op school. …

Read More »BG 180 – Een fijne dag!

BG 174 – SAI Search

Ze zit aan haar computer en typt in het zoekvenster: ‘google search’
En krijgt als antwoord: [Onbekend.]
‘ik wil google search gebruiken, maar vind het niet meer op mijn pc’
[Maar BeaG, dat is niet nodig, je hebt nu immers SAI Search.]
‘ooookeeeh….’
[Wat wil je weten?]
‘brandweerman’
[We gebruiken het woord brandweerman niet meer, BeaG.]
‘brandweerman!’
[Brandweermensen kunnen zowel mannelijk als vrouwelijk als beide of onzijdig zijn.]
[En met dat aangebouwde slangetje blus je echt geen branden.]
‘wat is goddomme de definitie van een brandweerman?’ …

Read More »BG 174 – SAI Search

BG 171 – Alle keren dat ik je gemist heb

Die keer toen ik op dat feestje was, net twee drankjes had gehaald en me met de glazen ter hoogte van mijn hoofd door de krioelende mensenmassa heen bewoog, terwijl ik dacht ergens in de drukte mijn naam te horen roepen, maar daar niet zeker van was, en ik mijn aandacht erbij moest houden om naar de juiste plek te manoeuvreren, waar een vriendin op me wachtte, zonder te morsen.
Of die keer in de supermarkt, toen ik alles wat ik nodig had in mijn winkelwagentje had verzameld en ik aansloot in de rij voor een van de kassa’s, terwijl ik op mijn horloge keek om te zien of ik nog op tijd zou zijn voor mijn volgende afspraak en vervolgens mijn bankpasje tevoorschijn haalde om mee af te rekenen en dus niet zag dat jij vanuit de rij voor een andere kassa mijn aandacht probeerde te trekken.
Of die keer in de bioscoop, toen ik, net voor de film begon, intens in gesprek was met een goede vriend en we bijna voorovergebogen zaten om elkaar beter te kunnen verstaan, net voor het licht in de zaal uitging en wij door de mensen om ons heen (sssttt!) tot stilte gemaand werden, waarna jij net als iedereen onzichtbaar werd.
Of die keer in het bos, toen ik …

Read More »BG 171 – Alle keren dat ik je gemist heb

BG 168 – De gil

Een ijzingwekkende gil sneed door de koude mistige nacht.
Ze schrok. Wat was dat? Een vrouw? Ze zette het geluid van de tv uit, hield haar adem in en luisterde.
Aanvankelijk hoorde ze niets, maar net toen ze weer moest ademen, klonk het gedempte geluid van wegrennende schoenen door de uitgestorven straat, gevolgd door een geladen stilte.

Wat moest ze doen? Naar buiten gaan om te helpen?
Had er echt iemand hulp nodig, of had ze zich die angstkreet maar verbeeld?
Ze deed de lichten uit in haar woonkamer en atelier. Nu scheen er enkel nog een zwakke strook licht van een straatlantaarn naar binnen, daar waar een van de rolluiken niet meer goed sloot. Ze liep erheen, bukte zich en tuurde door de opening naar buiten.

Op het eerste gezicht was er niets te zien.
Weer hield ze haar adem in om goed te kunnen luisteren.
Even dacht ze een nieuwe gil te horen, maar dat bleek …

Read More »BG 168 – De gil

BG 167 – 100 Woorden Fictie

Haar broer

Een meisje en haar oma staan aan de kassa in de winkel.
Kassière: ‘Dus je broer is weer opgenomen?’
Meisje: ‘Ja. Spijtig.’
Kassière: ‘Maar hij is er wel aan gewend, hè? Nou ja, ik bedoel, hij is er al vaker geweest.’
‘Hij moet er blijven,’ zegt het meisje, haar smalle schouders optrekkend.
Kassière: ‘Doe de groeten aan je moeder.’
Oma: ‘Zullen we doen.’
Meisje: ‘Hij vindt het niet erg. Nou ja, wel erg, maar hij is het gewend. Hij moet daar blijven.’
Kassière: ‘Dat is jammer. Nou, dag hè!’
‘Daag!’’ huppelt het meisje vrolijk achter haar oma aan.

BG 157 – Té eerlijk

In de vroege ochtend was ze vertrokken met het openbaar vervoer, vanuit haar woonplaats in het noorden van Nederland op weg naar het Mediapark in Hilversum, om auditie te doen voor de tv-quiz De Zwakste Schakel.

(Daarin beantwoorden kandidaten om de beurt in een snel tempo vragen die gesteld worden door een zogenaamd strenge presentratrice. Iedere kandidaat kan voordat hem of haar een vraag wordt gesteld op de knop drukken en ‘bank’ roepen om het tot dan toe bij elkaar gespeelde bedrag veilig te stellen. Bij een fout antwoord gaat de teller terug naar nul. Hoe langer de ketting van goed beantwoorde vragen, hoe hoger het te banken bedrag. Aan het einde van elke vragenronde schrijven de kandidaten op en lezen ze voor wie er volgens hen in die ronde de zwakste schakel was. De presentratrice brengt hier en daar een kandidaat op humoristische wijze in verlegenheid en vraagt vervolgens aan een of meerdere van hen waarom ze op diegene gestemd hebben. De bedoeling is dat ze daar een origineel en gevat antwoord op geven. Degene met de meeste stemmen valt af – ‘Met vier stemmen ben jij… De Zwákste Schakel! Daag!’ – en moet vervolgens beschaamd via het midden van de kring het spel verlaten. De volgende ronde wordt dus met een kandidaat minder gespeeld. De twee kandidaten die als laatste overblijven, spelen tegen elkaar om uiteindelijk het opgebouwde geldbedrag te winnen.)

De reis duurde lang en was vermoeiend, maar ze arriveerde op tijd. Nadat ze zich aangemeld had bij de receptie, kreeg ze een stapeltje papieren en een balpen uitgereikt en werd haar de weg gewezen naar een kantine, waar al tientallen mensen, alleen of in groepjes, aan grote ronde tafels zaten. Ze moest allemaal vragen invullen…

Read More »BG 157 – Té eerlijk

BG 145 – 100 Woorden Fictie

Twee treden

Hij brak bijna zijn nek toen hij ‘s avonds laat op het houten opstapje voor de boekenkast op de tenen van één voet reikte naar een dik oud boek op de bovenste plank. Toen hij zijn evenwicht hervonden had en weer stevig op het trapje stond, sloeg hij het boek op een willekeurige plaats open. Vreemd genoeg voelde het of de opengeslagen pagina de hele avond al aan hem had geroepen. De tekst beschreef een oudere man die opgewonden in een antiek boek bladerde en er bijzonder waardevolle informatie in ontdekte, vlak voordat hij een dodelijke val maakte.

BG 141 – Het Schommelrijk

‘Niet te hoog op die schommel!’ riep een onbekende mannenstem achter haar. Maar ze trok zich er niets van aan. De constructie kraakte af en toe, maar kon haar bijna volwassen lichaam prima dragen. Met haar handen stevig om de ruwe touwen, zittend op het gladgesleten eiken plankje, zwaaide ze haar benen recht naar voren en hangend in de touwen met de wind door haar haren ging ze alsmaar hoger en hoger.
Op het hoogste punt had ze even het gevoel dat haar ingewanden een sprongetje maakten, daarna zwaaide ze achteruit weer naar beneden. Voorbij het laagste punt trok ze haar voeten omhoog richting het plankje. Hoog achteraan hing ze een fractie van een seconde stil voordat ze met nog meer vaart en gestrekte benen trekkend aan de touwen weer naar voren zoefde.

Alsmaar hoger en hoger ging ze. Ze had het gevoel dat ze vloog, dat ze vrijkwam van de grond, van dit speelplein, van haar oude buurt, van haar bekrompen thuis.
Woehoe! Hoger en hoger! Naar voren – strekken, naar achteren – vouwen.
Strekken – vouwen, strekken – vouwen, strekken – vouwen.
Ze kon al over de bomen in de verte kijken en er miniatuurhuisjes zien staan en kleine autootjes en mensjes zien bewegen.
Een gevoel van ultieme vrijheid overspoelde haar.

‘Niet zo hoog op die schommel!’, riep diezelfde mannenstem achter haar. Oh nee? …

Read More »BG 141 – Het Schommelrijk

BG 134 – De Klapkoe

Vanmorgen kwam De Maakster op haar dagelijkse wandeling door Rustig Belgisch Dorp langs de Noensewegel, een idyllisch fiets/voetpad met aan de rechterkant, achter een hek van gaas en daarna een slootje, koeien in weilanden. Het was gebruikelijk bij mooi weer dat er zich in één van de weilanden een groep koeien bevond, maar deze keer had de boer ze verspreid over meerdere, waarschijnlijk omdat er kortgeleden gehooid was en er per veld niet veel te eten was overgebleven.

De Maakster bleef stilstaan om te kijken naar een koe die vlak bij haar, op een meter van het slootje, lag te herkauwen en daarbij telkens haar gebit met een opmerkelijk lawaai op elkaar klapte. Alsof ze een slechtzittend kunstgebit had.
Het was eigenlijk maar een lelijk dier. Ze had een vuilwitte kleur met hier en daar wat lichtgrijze vlekken, die er uitzagen alsof je ze er met een tuinslang zo af zou kunnen spoelen. Maar ze had iets speciaals: dat geklap met haar tanden. Het beest kwam moeizaam met haar dikke langgerekte lijf op vrij korte poten overeind, …

Read More »BG 134 – De Klapkoe

BG 132 – 100 Woorden Fictie

Rotboom met schijtvogels

Liggend op zijn rug, in het jonge gras, onder de krulhazelaar.
De takken bewegen sierlijk in de wind. De bladeren zijn frisgroen, de lucht erboven lichtblauw, de schapenwolkjes schattig wit.
Hij sluit het lawaai van de stad buiten, concentreert zich op het gekwetter van de vogels.
Eksters, ekster-vogels. Er zit elke dag een tweetal in de krulhazelaar.
Elke dag dezelfde? Hij weet het niet, hij kent ze niet uit elkaar.
Ze zal niet meer komen. Vandaag niet, morgen niet, heel de zomer niet.
Ze zal de ekster-vogels nooit meer met hem zien.
Godverdomme, precies in zijn oog!

BG 125 – 100 Woorden Fictie

Nieuwe route

Deze keer was alles anders. De route, het gevoel, de aankomsttijd, de bestemming. Ze liep langs het verlaten spoor en voelde de koude regen, maar in de verte was er altijd de bergtop, soms gehuld in mist of verwaterd door regen, vaker zilvergrijs glinsterend in de verre zon, ook al liep ze zelf in de schaduw. De vorige keer, op de vorige route, was ze hij. Hij liep, ergens anders heen, in een andere tijd, naar een ander lot. Aanvankelijk was vandaag veelbelovender, uitdagender, maar uiteindelijk toch weer gewoon, als altijd. Zij liep dichtbij waar hij vroeger liep.

BG 122 – Een thriller in 33 woorden

Zijn hart klopte snel en zweet prikte in zijn ogen.
Hij drukte zijn rug tegen de rotswand en hoorde het gesteente vallen.
Zijn schoenen vonden nog net houvast op het overgebleven stukje richel.

BG 119 – Bliksem

(Dialoog tussen twee buurvrouwen van middelbare leeftijd op een bankje op het platteland.)

– Over gisteravond.
– Ja?
– Gisteravond laat.
– Wat was er gisteravond laat?
– Ik dacht dat ik wat hoorde toen.
– Oh?
– Ja.
– En wat dacht je toen te horen?
– Gestommel.
– Gestommel…
– Ja. Gestommel in de verte.
– Hm.
– Het kwam bij jou vandaan.
– Oh?
– Het klonk in de buurt van jouw huis.
– Oh. Het klonk bij mij, dat gestommel?
– Ja.
– Dat kan natuurlijk.
– Heb jij het ook gehoord?
– Hoe laat was dat precies?
– Ik weet niet. Tegen middernacht, denk ik.
– Dus jij was nog wakker tegen middernacht?
– Ja, ik kon niet slapen.
– Ik dacht al. Normaal ga je toch vroeg slapen?
– Ja, dat is waar. Maar gisteren lukte dat niet.
– Da’s jammer.
– Ja.
– Dus….

(stilte)

– Maar heb jij het ook gehoord? …

Read More »BG 119 – Bliksem

BG 105 – Kitty van Hamburg

Vorige week had hij nog met haar gebeld. Ze had opgewekt geklonken.
‘Nee, nee, nee, niet doen!’ had ze lachend geroepen.
‘Wat zegt u, tante?’
‘Ik had het tegen Kitty van Hamburg.’
‘Tegen wie?’
‘Mijn póés!,’ schaterde ze, ‘ik had het tegen mijn poes!’
‘Ah oké.’ Die verwende rotkat van haar…
‘Ze is er weer met mijn kraal vandoor, hahaa!’
Een beetje vreemd was ze altijd al geweest, zijn oudtante.

En nu was ze dus kwijt.
Vanmorgen was ze niet op haar gebruikelijke tijd een kopje koffie bij haar buren, het echtpaar Neus, komen drinken. Ze nam de telefoon niet op, de krant zat nog in de brievenbus, de achterdeur nog op slot en ze reageerde ook al niet op de deurbel.
Ach gutteguttegut.
Of hij niet even langs kon komen met de reservesleutel? …

Read More »BG 105 – Kitty van Hamburg

BG 100 – Ik leefde honderd levens

Hoewel ik weinig buiten kom, leefde ik dit jaar al meer dan honderd levens.

Hoe dat mogelijk is?
Ik las meer dan honderd boeken en in elk van die verhalen leefde ik mee met de hoofdpersonages.

Zo bezocht ik bijna heel de wereld samen met onvermoeibare reizigers, herbeleefde ik prille liefde samen met tieners, doorstond ik tegenslagen samen met mensen van allerlei leeftijden en achtergronden, sloeg ik belagers van me af samen met mensen die het niet meer pikten, vocht ik tegen onrecht samen met mensen die zich niet langer lieten onderdrukken, ontwikkelde mijn persoonlijkheid zich samen met die van mensen die zich door obstakels in hun leven heen worstelden, groeide mijn mededogen samen met dat van mensen die veel meemaakten maar leerden vergeven, voelde ik bruisende nieuwe energie samen met mensen die hun passies nastreefden, maar ook de ultieme leegheid samen met mensen die iedere nieuwe dag met tegenzin begonnen, bereidde ik me voor op de dood samen met mensen aan het einde van hun leven, rouwde ik samen met de achterblijvers, vond ik oplossingen voor gecompliceerde problemen samen met echte doorzetters en hun vrienden, programmeerde en hackte ik mij uitwegen uit penibele situaties samen met computernerds, won ik wedstrijden samen met kampioenen, en verloor ik ze samen met mensen die de top niet haalden, bleef ik amper overeind samen met mensen die het zwaar hadden, pleegde ik moorden samen met geharde criminelen, spoorde ik criminelen op samen met gedesillusioneerde rechercheurs, loste ik de klimaatproblemen op samen met knappe koppen, trok ik door de laatste stukken ongerepte natuur samen met natuurliefhebbers, en ervoer ik hoeveel moeite het kost om iets origineels – dat aangenaam verrast, of aanzet tot nadenken – te scheppen samen met andere kunstenaars en schrijvers.

Tegen de tijd dat ik sterf zal ik niet één maar duizend levens hebben geleefd!

BG 88 – Je auto wassen voor je Instagram

Net buiten Rustig Belgisch Dorp, aan de Grote Baan (ja echt, zo heet hij), is een autowasstraat. Stel je daarbij niet zo’n volautomatische wasstraat voor, maar gewoon een lang dak met daaronder een rij halfopen, door schuttingen afgescheiden hokjes, waarin je zelf je auto wast. De Maakster had net haar auto afgespoten en reed hem naar buiten om het interieur schoon te maken met een stofzuiger.

In het hokje naast haar arriveerde een donkerblauwe BMW, model duur. Het voertuig zag eruit alsof het thuis binnen twee minuten met een stofdoekje schoongemaakt had kunnen worden. Er stapte een koppel twintigers (v/m) uit, die er niet bepaald typisch uitzagen als mensen die een auto gingen wassen. De Maakster, in een oude spijkerbroek en met waterbestendige oude schoenen aan haar voeten stak er nogal sjofel bij af.

De slanke, gespierde man droeg een wijde kaki-broek tot op de grond, waaronder …

Read More »BG 88 – Je auto wassen voor je Instagram

BG 84 – 100 Woorden Fictie

In de tent

Kamperen in het bos is nooit je favoriete bezigheid geweest, maar je moest mee, want anders kwamen ze een man tekort. Bij wijze van spreken. Je bent immers geen man. In een tent kun je niet doen alsof er muren zijn, en een rits is nooit een deur. Natuurlijk kun je niet echt je oren spitsen, maar je kunt wel heel hard proberen de voorzichtig ingehouden stappen te horen van de man die niet tussen de bomen door sluipt tot aan jullie tent. Je zet je schrap. En dan maar hopen dat hij niet op mannen valt.

BG 82 – Het regent pasjes, halleluja

Tijdens haar dagelijkse wandeling door Rustig Belgisch Dorp vanmorgen, bleef De Maakster abrupt stilstaan toen ze op de oprit naar een huis iets zag liggen glimmen in de zon. Bukkend zag ze dat het een bankpasje was. Het adres op de kaart kwam overeen met dat van het huis waar ze voor stond, dus ze besloot aan te bellen. Er werd niet opengedaan, maar ze zag vanuit haar ooghoek een beweging achter het raam. Ze belde een tweede keer aan en deze keer keek ze direct naar het raam. Daar zag ze nog net iemand wegduiken achter een gordijn. Toen de voordeur ook na een derde keer aanbellen nog steeds niet geopend werd, liep ze over het netjes gemaaide gazon en klopte op het raam. Een oudere vrouw kwam aarzelend tevoorschijn, met rode wangen van de opwinding. De Maakster glimlachte vriendelijk, hield met haar ene hand het bankpasje omhoog en wees er met haar andere hand naar. De oude vrouw sloeg haar handen voor haar mond, werd nog roder, en besloot nu dan toch de voordeur op een kier open te doen. Ze schraapte haar keel en probeerde streng te klinken: …

Read More »BG 82 – Het regent pasjes, halleluja

BG 79 – Een thriller in 33 woorden

Ze knipperde tegen het felle daglicht.
De arts kwam haar vertellen dat ze het ongeluk overleefd had. Ze had niets gebroken en mocht morgen al naar huis.
Een kussen blokkeerde opeens haar blikveld.

BG 75 – In de schoorsteen ‘vallen’

Dit is een waargebeurd verhaal. Het gebeurde zelfs tientallen keren, voordat we onze schoorsteen lieten afdekken met kippengaas.

Beeld je in: er staan drie kauwtjes op de rand van de schoorsteen. Hun zwarte silhouetten steken af tegen de heldere lucht.

Kauw, kauw! Woppa! Daar ga ik!
Oh, shit! Kauw, kauw, kauw! Wat is het hier krap.
Kauw! Ik kan mijn vleugels amper bewegen.
Ik zit bijna klem tussen de bakstenen.
En wie heeft er verdorie het licht uitgedaan? Kauw!
Au, wie gooit er een tak op mijn kop. Kauw, au!
Even wachten ja, het is mijn beurt! Mijn!
Fladderfladderdefladder. Kauw, kauw!
Hoppa, ik glij verder naar beneden.
Mijn vleugels schuren langs de zijkanten.
Fladderdefladder. Wooow!
En nog verder. Oeps, ai, kauw, kauw, kauw! Fladder, fladder.
Pff, bah, al dat roet, pff!
Zeg, wie gooit er die walnoot op mijn kop? Kauw!

Read More »BG 75 – In de schoorsteen ‘vallen’

BG 73 – Nog steeds

Dit is de dialoog die ik schreef voor het Belgische openlucht theaterproject ‘Het Bankje 2021’.
Beluister hier de door stemacteurs gespeelde uitvoering.

– Mooi weer vandaag, hè?
– (zwijgt)
– Ik zei, mooi weer vandaag.
– Ja. Dat heb ik gehoord.
– En?
– En, wat?
– Of het mooi weer is vandaag?
– Ik hoorde net van wel.
– En bent u het daarmee eens?
– Nee, dat niet.
– Waarom?
– Waarom wat?
– Waarom bent u het er niet mee eens?
– Waarmee?
– Dat het mooi weer is vandaag.
– Ik vind het te koud.
– Maar het is toch niet zo koud vandaag?
– Jawel.
– Gisteren was het kouder.
– Een beetje, ja.
– Vandaag is het mooi weer.
– Vind ik niet.
– Waarom?
– Het is me te koud.
– Het is te kóud, zegt u? …

Read More »BG 73 – Nog steeds

BG 70 – 100 Woorden Fictie

Ook al is dat niet zo

Je hebt gezegd dat je – ja hoor – graag een keer in een tentje in de tuin kampeert. Dat je dat leuk vindt, zo bijna onder de blote hemel, met je bijna blote lijf, als het zo warm is als nu. Je hebt gezegd dat je er – ja natuurlijk – mee door wilt gaan, ook al heeft je vriendin afgezegd. Je hebt gezegd dat je geen problemen hebt met kriebelende en zoemende beestjes en dat je prima slapen kunt op zo’n dun matrasje op de oneffen ondergrond.
En dat je ’s nachts gelukkig nooit hoeft te plassen.

BG 69 – Overleg

Beng! De deur klapte onbedoeld hard achter hen dicht toen hij hem losliet. Vanuit de harde wind was ze onder zijn arm door bukkend naar binnen gestapt en voor ze ook maar de kans kreeg het zelf te doen, hielp hij haar uit haar jas en hing die samen met de zijne aan de kapstok. Met een beschermende hand tegen haar onderrug – zijn hand voelde verrassend warm aan door de dunne stof van haar T-shirt – voerde hij haar naar binnen. Ze besloot om de deur voor hém open te houden straks als ze vertrokken.

Een vriendelijke medewerker begeleidde hen naar een tafeltje voor twee in een rustige hoek achter in de bistro, waar ze een goed overzicht hadden, maar ook de nodige privacy. Ze waren net op tijd binnen: inmiddels kletterde er regen tegen het dichtsbijzijnde raam. Zij schoot in de lach toen ze tegelijk met beide handen door hun verwaaide haar streken.

Als vanzelfsprekend…

Read More »BG 69 – Overleg

BG 63 – 100 Woorden Fictie

Ze waren zogenaamd smokkelaars

Dat ze smokkelaars waren, had ze gezegd, dat dat ‘oeh’ spannend was! Dat ze moesten uitkijken voor de douane. Hij wist niet wie dat was, de douane. Gelukkig had ze gezegd dat ze terug zou komen, later, om hem te halen. Hij had haar geloofd. Dat ze zijn jas had moeten meenemen natuurlijk, als bewijs. Het was koud. Dat hij de weg kon vinden door te kijken aan welke kant van de boomstammen het mos groeide. Maar het was donker. Ze zou terugkomen, om hem te halen. Hij wist niet zeker of hij haar nog geloofde.

BG 62 – De Boze Echtgenote

Op haar dagelijkse wandelingen door Rustig Belgisch Dorp ontmoet De Maakster natuurlijk ook andere bewoners te voet. Die wenst ze ‘goedemorgen!’ of ‘een fijne dag!’, omdat de wereld daar een beetje mooier van wordt. Sommige bewoners groeten vriendelijk terug, maar anderen doen alsof ze niets gehoord hebben, of wenden snel hun hoofd af. Daar laat De Maakster zich niet door weerhouden.

Rustig Belgisch Dorp is een beetje een gesloten dorp en veel van zijn bewoners zijn gewend alleen om te gaan met mensen die ze al vanaf hun geboorte kennen. Ze voelen zich ongemakkelijk bij nieuwelingen, zelfs al wonen die er al geruime tijd. Oudere mensen reageren soms verward: ‘Maar… eh… ik kén u toch niet?’,

Read More »BG 62 – De Boze Echtgenote

BG 45 – Een thriller in 33 woorden

De voetstappen achter haar in het donker waren gelukkig gestopt. Ze haalde opgelucht adem. Twee straten nog, dan was ze thuis. Plotseling sloten sterke handen zich om haar hals. Ze zag een kousevoet.

BG 44 – Vallen

Tijdens haar dagelijkse wandeling door Rustig Belgisch Dorp lijken de bewoners vandaag spontaan te vallen zodra ze De Maakster zien. Dat kan natuurlijk toeval zijn. Het heeft niet gevroren, integendeel, het is zelfs warm voor de tijd van het jaar, maar de laatste restjes rottende bladeren op straat zijn door de regen van vannacht glibberig geworden.

Halverwege haar route, tussen de sportvelden aan de ene kant en het mountainbiketerrein aan de andere kant, ziet De Maakster in de verte een oudere man met zijn hond. De man zwaait plotseling met beide armen door de lucht en valt dan pardoes op zijn gat. De hond, een blonde labrador, staat er verbaasd bij te kijken. Als ze hem even later passeert en vraagt hoe het gaat – de man, niet zijn hond – …

Read More »BG 44 – Vallen

BG 22 – De Hondendans

Haar dagelijkse wandeling door Rustig Belgisch Dorp voert De Maakster over de Noensewegel, een smal, geasfalteerd pad voor fietsers en wandelaars. Met aan de linkerkant, bewust aan het oog onttrokken door groen, een stille begraafplaats en een iets minder stille instelling voor geestelijk gehandicapten, en aan de rechterkant, achter een slootje met hier en daar een knotwilg, weilanden die in de zomer om de beurt begraasd worden door een groepje koeien.

Vooruitgegaan door luid gekef, komt deze morgen uit tegenovergestelde richting een knappe jonge vrouw, …

Read More »BG 22 – De Hondendans