eksters

BG 132 – 100 Woorden Fictie

Rotboom met schijtvogels

Liggend op zijn rug, in het jonge gras, onder de krulhazelaar.
De takken bewegen sierlijk in de wind. De bladeren zijn frisgroen, de lucht erboven lichtblauw, de schapenwolkjes schattig wit.
Hij sluit het lawaai van de stad buiten, concentreert zich op het gekwetter van de vogels.
Eksters, ekster-vogels. Er zit elke dag een tweetal in de krulhazelaar.
Elke dag dezelfde? Hij weet het niet, hij kent ze niet uit elkaar.
Ze zal niet meer komen. Vandaag niet, morgen niet, heel de zomer niet.
Ze zal de ekster-vogels nooit meer met hem zien.
Godverdomme, precies in zijn oog!

BG 6 – Twee eksters

Er zitten vaak twee eksters in onze tuin. Ik denk tenminste dat het eksters zijn, ik heb niet veel verstand van vogelsoorten. We hebben ook twee katten, dat komt goed uit, één voor elke ekster. Al vanaf dat de katten klein waren, vier jaar geleden, komen de eksters hen regelmatig treiteren. Ze wachten op de rand van het garagedak tot ze een ideale kans zien om laag over de koppen van de katten heen te scheren om ze flink te doen schrikken. Het werkt elke keer. Zeker bij onze kater Leo, die niet erg heldhaftig is. Zijn zusje Daisy ondergaat het meer stoïcijns. Of het steeds dezelfde twee eksters zijn valt nog te bezien. Ken jij eksters uit elkaar? Ik ook niet. Misschien dat ze de traditie steeds aan een nieuw stel doorgeven. Hoe dan ook, al vier jaar lang laten een paar eksters onze katten steeds opnieuw schrikken en Leo trapt er nog elke keer in.