korte fictie

BG 168 – De gil

Een ijzingwekkende gil sneed door de koude mistige nacht.
Ze schrok. Wat was dat? Een vrouw? Ze zette het geluid van de tv uit, hield haar adem in en luisterde.
Aanvankelijk hoorde ze niets, maar net toen ze weer moest ademen, klonk het gedempte geluid van wegrennende schoenen door de uitgestorven straat, gevolgd door een geladen stilte.

Wat moest ze doen? Naar buiten gaan om te helpen?
Had er echt iemand hulp nodig, of had ze zich die angstkreet maar verbeeld?
Ze deed de lichten uit in haar woonkamer en atelier. Nu scheen er enkel nog een zwakke strook licht van een straatlantaarn naar binnen, daar waar een van de rolluiken niet meer goed sloot. Ze liep erheen, bukte zich en tuurde door de opening naar buiten.

Op het eerste gezicht was er niets te zien.
Weer hield ze haar adem in om goed te kunnen luisteren.
Even dacht ze een nieuwe gil te horen, maar dat bleek …

Read More »BG 168 – De gil

BG 167 – 100 Woorden Fictie

Haar broer

Een meisje en haar oma staan aan de kassa in de winkel.
Kassière: ‘Dus je broer is weer opgenomen?’
Meisje: ‘Ja. Spijtig.’
Kassière: ‘Maar hij is er wel aan gewend, hè? Nou ja, ik bedoel, hij is er al vaker geweest.’
‘Hij moet er blijven,’ zegt het meisje, haar smalle schouders optrekkend.
Kassière: ‘Doe de groeten aan je moeder.’
Oma: ‘Zullen we doen.’
Meisje: ‘Hij vindt het niet erg. Nou ja, wel erg, maar hij is het gewend. Hij moet daar blijven.’
Kassière: ‘Dat is jammer. Nou, dag hè!’
‘Daag!’’ huppelt het meisje vrolijk achter haar oma aan.

BG 141 – Het Schommelrijk

‘Niet te hoog op die schommel!’ riep een onbekende mannenstem achter haar. Maar ze trok zich er niets van aan. De constructie kraakte af en toe, maar kon haar bijna volwassen lichaam prima dragen. Met haar handen stevig om de ruwe touwen, zittend op het gladgesleten eiken plankje, zwaaide ze haar benen recht naar voren en hangend in de touwen met de wind door haar haren ging ze alsmaar hoger en hoger.
Op het hoogste punt had ze even het gevoel dat haar ingewanden een sprongetje maakten, daarna zwaaide ze achteruit weer naar beneden. Voorbij het laagste punt trok ze haar voeten omhoog richting het plankje. Hoog achteraan hing ze een fractie van een seconde stil voordat ze met nog meer vaart en gestrekte benen trekkend aan de touwen weer naar voren zoefde.

Alsmaar hoger en hoger ging ze. Ze had het gevoel dat ze vloog, dat ze vrijkwam van de grond, van dit speelplein, van haar oude buurt, van haar bekrompen thuis.
Woehoe! Hoger en hoger! Naar voren – strekken, naar achteren – vouwen.
Strekken – vouwen, strekken – vouwen, strekken – vouwen.
Ze kon al over de bomen in de verte kijken en er miniatuurhuisjes zien staan en kleine autootjes en mensjes zien bewegen.
Een gevoel van ultieme vrijheid overspoelde haar.

‘Niet zo hoog op die schommel!’, riep diezelfde mannenstem achter haar. Oh nee? …

Read More »BG 141 – Het Schommelrijk

BG 132 – 100 Woorden Fictie

Rotboom met schijtvogels

Liggend op zijn rug, in het jonge gras, onder de krulhazelaar.
De takken bewegen sierlijk in de wind. De bladeren zijn frisgroen, de lucht erboven lichtblauw, de schapenwolkjes schattig wit.
Hij sluit het lawaai van de stad buiten, concentreert zich op het gekwetter van de vogels.
Eksters, ekster-vogels. Er zit elke dag een tweetal in de krulhazelaar.
Elke dag dezelfde? Hij weet het niet, hij kent ze niet uit elkaar.
Ze zal niet meer komen. Vandaag niet, morgen niet, heel de zomer niet.
Ze zal de ekster-vogels nooit meer met hem zien.
Godverdomme, precies in zijn oog!

BG 125 – 100 Woorden Fictie

Nieuwe route

Deze keer was alles anders. De route, het gevoel, de aankomsttijd, de bestemming. Ze liep langs het verlaten spoor en voelde de koude regen, maar in de verte was er altijd de bergtop, soms gehuld in mist of verwaterd door regen, vaker zilvergrijs glinsterend in de verre zon, ook al liep ze zelf in de schaduw. De vorige keer, op de vorige route, was ze hij. Hij liep, ergens anders heen, in een andere tijd, naar een ander lot. Aanvankelijk was vandaag veelbelovender, uitdagender, maar uiteindelijk toch weer gewoon, als altijd. Zij liep dichtbij waar hij vroeger liep.